Menu

Eerste rechtelijke uitspraak over ontbinding op de combinatiegrond

In een spuitbussenfabriek werkt een sinds augustus 2004 een teamleider van 47 jaar, die verantwoordelijk is voor de productielijnen. Hij maakt zich bij herhaling schuldig aan onacceptabel gedrag, waardoor af en toe pallets met lekke spuitbussen worden afgekeurd.

De werkgever beschuldigt de werknemer van sabotage, maar laat geen onderzoek instellen om die beschuldiging met feiten te bewijzen.

De werkgever vraagt ontbinding en gaat voor vier ankers liggen:

  1. Verwijtbaar gedrag (die vermeende sabotage)
  2. Niet goed functioneren
  3. Verstoorde verhouding
  4. De combinatiegrond van artikel 7:669 lid 3 onder i BW

De kantonrechter Noord Holland (locatie Alkmaar) zegt in haar uitspraak van 17 februari 2020 dat een zo ernstige beschuldiging als sabotage alleen kan worden geuit als die onomstotelijk bewezen wordt. De werkgever heeft zelfs geen onderzoek gedaan. Niet goed functioneren wordt niet aangetoond, want er is bijvoorbeeld geen verbetertraject aangeboden. Aan die verstoorde verhouding heeft de werkgever zelf bijgedragen.

Nu deze drie gronden niet tot ontbinding kunnen leiden is de vraag of de werkgever gered kan worden met een beroep op de combinatiegrond. De kantonrechter passeert ook dat verzoek want die redelijke grond is niet apart toegelicht en nu geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden (bijna) voldragen is kan niet worden gesteld dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

Zie verder ECLI:NL:RBNHO:2020:1036